Begroting 2020

Inleiding

Hierbij bieden wij u de Programmabegroting 2020 aan. Deze programmabegroting is de tweede begroting op basis van het Raadsprogramma 2018-2022 ‘Handen Ineen’ voor de raadsperiode van vier jaren en betreft een vertaling van de gemaakte keuzen in de Kadernota 2020. De indeling van de begroting bestaat, net zoals vorig jaar, uit zes programma’s. Deze zijn in lijn met de gekozen indeling van genoemd raadsprogramma:

  1. Burger en bestuur
  2. Veiligheid
  3. Woon- en leefklimaat
  4. Economie en werkgelegenheid
  5. Gezondheid, welzijn, zorg en onderwijs
  6. Financiën en bedrijfsvoering

In de Kadernota 2020 zijn de ambities en speerpunten gepresenteerd die raadsbreed de beleidsagenda vormen voor deze raadsperiode. Nu er steeds meer taken van het Rijk naar gemeenten komen, nemen de risico’s en opgaven voor lokale overheden toe. De invoering van de Omgevingswet, de Regionale EnergieStrategie (RES) en de transformatie in het Sociaal Domein zijn grote opgaven waarin ook de gemeente Laarbeek verantwoordelijkheid neemt en deze financieel vertaalt in de begroting. Daarnaast zijn er, zoals ook bij de Kadernota is gesignaleerd, diverse ontwikkelingen bij onze strategische partners, die maken dat majeure thema’s onze financiële huishouding beïnvloeden. Zo raakt de bezuiniging in onze regio op de BUIG-middelen de gemeenschappelijke regeling Senzer in hoge mate en daarmee ook onze begroting. De te lage en (op lange termijn) onzekere tegemoetkomingen van het Rijk voor de uitvoering van de jeugdzorg en WMO hebben een grote impact op de kostenontwikkelingen en de bijbehorende zorgkosten in onze begroting. Ook zorgt de huidige systematiek van het Rijk met betrekking tot verdeling van het gemeentefonds voor onvoorspelbare fluctuaties. Er is sprake van enorme verschillen tussen de raming van de algemene uitkering op basis van de meicirculaire 2019 versus de septembercirculaire 2019. Hierdoor komt de financiële consistentie van lokale overheden in het algemeen en gedegen keuzen voor een evenwichtige en gezonde financiële huishouding in het bijzonder, ernstig onder druk te staan.

Dat neemt niet weg dat wij als gemeente Laarbeek met alle risico’s en onzekerheden nog steeds achter onze koers vanuit de Kadernota staan. Hierin is aangegeven dat ons college het belangrijk vindt om te blijven investeren in de samenleving en om ervoor te zorgen dat het voorzieningenniveau ook op lange termijn op een hoog én betaalbaar niveau blijft. Het op gedegen wijze ramen van beheer-, onderhoud- en vervangingskosten van investeringen zet onze meerjarenbegroting onder druk. Met name omdat onze lastendruk in de gemeente altijd relatief laag is geweest ten opzichte van het voorzieningenniveau en in vergelijking met andere gemeenten. Bij de Kadernota vroeg deze koers, in combinatie met zeer negatieve consequenties van de meicirculaire voor onze algemene uitkering van het Rijk, voor ingrijpende maatregelen. Maatregelen in de vorm van een voorgenomen stijging van de onroerende zaakbelastingen van 38% (inclusief inflatie) en diverse bezuinigingsmaatregelen. Zowel voor de inkomsten als voor de uitgaven in onze begroting heeft het college onvermijdelijke keuzen gemaakt om verder evenwicht te brengen en een toekomstbestendige en structureel sluitende meerjarenbegroting te kunnen presenteren. Dit alles om op lange termijn onze voorzieningen voor de kernen, voor de inwoners, bedrijven en instellingen in stand én betaalbaar te houden.

Sinds de vaststelling van de Kadernota 2020 heeft de tijd niet stil gestaan en heeft met name de septembercirculaire 2019, die (onverwacht) positieve bijstellingen laat zien ten opzichte van de meicirculaire 2019, gezorgd voor nieuwe afwegingen. In lijn met de Kadernota 2020 kiest het college ervoor om de dynamiek in de samenleving zo veel als mogelijk te behouden en te stimuleren en daarbij het hoogwaardige voorzieningenniveau in Laarbeek zo veel mogelijk te handhaven. Een toekomstbestendig en evenwichtig financieel huishoudboekje geldt daarbij als randvoorwaarde. Ons college hecht veel belang aan de kracht van onze gemeenschap in het algemeen en het belang van het investeren en waarderen van onze verenigingen en instellingen in het bijzonder. Daarom kiest ons college ervoor om, nu de septembercirculaire hier financiële ruimte voor biedt, de bezuinigingen op het subsidieprogramma, op de bibliotheek en op de VVV in zijn geheel te laten vervallen. Daarmee draaien wij de meest ingrijpende bezuinigingen -met een grote impact op de dynamiek in de samenleving- terug. De overige bezuinigingsmaatregelen blijven staan. We vinden het namelijk ook belangrijk om alle inwoners tegemoet te kunnen komen in het verzachten van de eerder aangekondigde keuze om de onroerende zaakbelastingen te verhogen met 38%. Door de aangenomen amendementen bij de Kadernota zou de stijging in de begroting 2020 eigenlijk uitkomen op afgerond 36%. Wij stellen voor om de onroerende zaakbelastingen, nu in deze begroting 2020 te matigen met een verhoging van 25% + inflatie (= 28% in totaal). Dit betekent dat de voorgestelde verhoging bij de Kadernota wordt verlaagd met 10%. Op deze manier kunnen wij in de toekomst onze voorzieningen in stand houden voor alle inwoners, bedrijven en instellingen en het hoofd bieden aan risico’s, uitdagingen en forse opgaven waar de gemeente Laarbeek als lokale overheid voor staat. Met deze keuzen kunnen we de aangekondigde stijging van de lastendruk voor alle inwoners in enige mate matigen én blijvend inzetten op de kracht van onze Laarbeekse gemeenschap.

Kortom wij presenteren hierbij een evenwichtige, financieel sluitende meerjarenbegroting, waarbij we tevens de voorgenomen stijging van de onroerende zaakbelastingen matigen tot een stijging van 25% + inflatie (in plaats van de voorgenomen stijging van 38%) en inzetten op het borgen van ons verenigingsleven en leefbaarheid van de kernen door een aantal bezuinigingsmaatregelen te schrappen. Met deze begroting gaan we met vertrouwen de ambities uit het raadsprogramma, die vertaald zijn in alle voorstellen in de Kadernota en nu hun beslag hebben gekregen in deze Begroting 2020, waarmaken.

Van Kadernota 2020 naar Primitieve begroting 2020 als vertrekpunt voor te maken keuzen

In deze paragraaf is weergegeven wat het meerjarenperspectief was van de Kadernota 2020 en welke uitgangspunten, onderwerpen en ontwikkelingen verwerkt zijn om te komen tot de primitieve begroting. Deze primitieve begroting vormt in de volgende paragraaf dan vervolgens het vertrekpunt om te komen tot het maken van keuzen voor het meerjarenperspectief van de begroting 2020-2023. Aan de raad worden deze keuzen ter besluitvorming voorgelegd.

In deze paragraaf zal de totstandkoming van de primitieve begroting worden toegelicht (exclusief de gemaakte keuzen), waarvan de opbouw in onderstaande tabel is weergegeven en de verschillende onderdelen vervolgens afzonderlijk worden toegelicht.

2020

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

2028

Meerjarenperspectief uit de Kadernota 2020 (inclusief addendum) = startpunt

-164

392

237

247

7

-162

-186

-208

-226

.

Effecten aangenomen amendementen

Halveren budget rekenkamercommissie

11

11

11

11

11

11

11

11

11

Halveren raadsbudget excursies

3

3

3

3

3

3

3

3

3

Verhoging leges commerciële evenementen

14

14

14

14

14

14

14

14

14

.

Schrappen lasten ontmoetingscentrum

30

30

30

30

30

30

30

30

30

Schrappen dekking accommodatiebeleid

-30

-30

-30

-30

-30

-30

-30

-30

-30

.

Schrappen veld Sparta ’25

9

9

9

9

9

9

9

9

9

Schrappen dekking accommodatiebeleid

-9

-9

-9

-9

-9

-9

-9

-9

-9

.

Schrappen investering Gulden Land

167

167

129

129

153

153

153

53

53

Schrappen dekking reserves Gulden Land

-167

-167

-100

-100

-100

-100

-100

0

0

.

Halveren uitbreiding personele capaciteit

50

50

50

50

15

15

15

15

15

RES en GBI: van 1,5 fte naar 0,75 fte

.

Schrappen middelen klimaatadaptatie

50

0

0

0

0

0

0

0

0

Subtotaal effect amendementen

128

78

107

107

96

96

96

96

96

Mogelijke verlaging van voorgenomen stijging van 38% onroerende zaakbelasting van 2,1% door amendementen: 35,9%

-88

-91

-93

-96

-96

-96

-96

-96

-96

.

Vertaling financiële uitgangspunten kadernota naar primitieve begroting:

Bijstelling ramingen sociaal domein

-135

37

315

315

315

315

315

315

315

Bijstelling I&A-investeringen, 2020

127

0

0

0

0

0

0

0

0

Overige bijstellingen

90

16

70

221

221

221

221

221

221

.

Effecten Septembercirculaire 2019

257

584

654

564

564

564

564

564

564

.

Primitieve begroting 2020 als vertrekpunt

215

1.016

1.290

1.358

1.107

938

914

892

874

Meerjarenperspectief uit de gepresenteerde Kadernota 2020 inclusief addendum

Om te komen tot de primitieve begroting worden alle (financiële) uitgangspunten, zoals opgenomen in de Kadernota vertaald naar het meerjarenperspectief. Het startpunt voor deze exercitie zijn de gepresenteerde saldi in de Kadernota 2020 inclusief addendum, die in 2020 een negatief saldo laat zien van € 164.000 en daarna positieve saldi van € 392.000 in 2021, € 237.000 in 2022 en € 247.000 in 2023. Deze saldi zijn in de eerste regel van de tabel opgenomen als startpunt.

Aangenomen amendementen in de raad van 27 juni 2019 bij de vaststelling van de Kadernota 2020

Bij de vaststelling van de gepresenteerde Kadernota zijn er in de raadsvergadering op 27 juni 2019 amendementen aangenomen, waarvan in de tabel de omschrijvingen en de structurele financiële consequenties zijn opgenomen. Insteek bij deze amendementen was om geraamde lasten uit de Kadernota te verlagen en deze ruimte in te zetten voor verlaging van de voorgenomen stijging van de onroerende zaakbelastingen van 38%. Een verlaging van het stijgingspercentage van de onroerende zaakbelastingen heeft een (oplopend) structureel effect, terwijl de financiële consequenties van de amendementen een wisselend financieel beeld geven. Naar voren komt dat als gevolg van de amendementen een structurele ruimte van € 96.000 vanaf 2023 beschikbaar is voor verlaging van de voorgenomen stijging van de onroerende zaakbelastingen, hetgeen een verlaging van 2,1% mogelijk maakt tot 35,9%, afgerond 36%.

Vertaling financiële uitgangspunten naar primitieve begroting

Om te komen tot de primitieve begroting worden alle (financiële) uitgangspunten, zoals opgenomen in de Kadernota 2020 vertaald naar het meerjarenperspectief. Daarnaast worden ook bestaande ramingen in de begroting geactualiseerd op basis van de laatst bekende informatie of ontwikkelingen.

Actualisatie ramingen Sociaal domein (2e kwartaalrapportage 2019 en aangenomen motie)

Als onderdeel van de totstandkoming van de primitieve begroting zijn onder meer de ramingen van het sociaal domein geactualiseerd: De tweede kwartaalrapportage van Peelgemeenten heeft geleid tot actualisatie. De omslag naar realistisch ramen van het sociaal domein inclusief volumegroei is als tweede ontwikkeling vertaald. En als laatste is er door de raad op 3 oktober 2019 een motie aangenomen  inzake het ramen van de extra rijksmiddelen voor Jeugdzorg vanaf 2022 en volgende jaren, die effect heeft op de ramingen. Deze drie ontwikkelingen worden nu achtereenvolgens kort toegelicht.
Op basis van de tweede kwartaalrapportage vanuit de GR Peelgemeenten is een prognose opgesteld voor de zorgkosten 2019 Laarbeek, hetgeen per saldo leidt tot een structurele nadelige bijstelling van de uitgaven van € 186.000 structureel in de primitieve begroting. In dit nadeel is het effect verwerkt van de invoering van het abonnementstarief (lagere inkomsten aan eigen bijdrage in combinatie met hogere zorgkosten), de financiële doorwerking van de lopende cao-afspraken en het inverdieneffect van de praktijkondersteuners huisartsen (€ 112.000). Voor een nadere inhoudelijke toelichting wordt verwezen naar de betreffende kwartaalrapportage zelf.
Daar staat echter tegenover dat in de begroting 2019 de systematiek losgelaten is van dat de uitgaven van het sociaal domein gelijk moesten zijn aan de rijksontvangsten. Er is toen, ook op advies van de provincie, gekozen voor realistisch ramen van de kosten sociaal domein. In de meerjarenbegroting was de oorspronkelijke systematiek nog niet volledig doorvertaald naar realistisch ramen, waardoor er nog ruimte in onze meerjarenbegroting gereserveerd was voor het bijstellen van de zorgkosten Sociaal Domein (gekoppeld aan de rijksontvangsten). Dit als een afgeleide van de ontwikkeling van de uitkering Gemeentefonds voor het onderdeel Sociaal Domein. Deze ruimte is in de totstandkoming van de primitieve begroting 2020 vrijgevallen, waarbij meteen ook het geraamde inverdieneffect van € 100.000 als gevolg van de transformatie van het sociaal domein vanaf 2022 is geschrapt. Op deze wijze zijn er geen taakstellende stelposten meer aanwezig om te realiseren, en is er sprake van realistisch ramen. Dit onderdeel leidt tot voordelige effecten van € 265.000 vanaf 2022 en volgende jaren. Aangezien er in de (realistische) ramingen geen rekening is gehouden met volumegroei, is uit voorzichtigheidsoogpunt een raming van € 79.000 opgenomen voor het opvangen van volumegroei in 2020. Voor overige jaren is er vooralsnog geen buffer ingebouwd om groei van het volume op te vangen, en is uitgegaan van pro memorie-posten.
Naar aanleiding van de aangenomen motie door de raad op 3 oktober 2019 inzake het structureel ramen van de middelen voor de jeugdhulp vanaf 2022, die in meicirculaire beschikbaar zijn gesteld (voor 2019, 2020 en 2021), is in het licht van realistisch ramen ook nader onderzoek gedaan. De richtlijn hierin van het Rijk is hieronder als samenvatting weergegeven, met vervolgens een nadere toelichting van de provincie als toezichthouder:

Richtlijn van het Rijk 

De richtlijn waar de toezichthouders mee ingestemd hebben vind je onder de paragraaf ‘Resumé’ en is als volgt: 

      1. De extra middelen jeugdzorg voor de jaren 2019 tot en met 2021, die onderdeel uitmaken van de algemene uitkering, worden als structureel dekkingsmiddel aangemerkt. 
      2. Voor de jaren 2022 en 2023 kan door de gemeente een stelpost ‘Uitkomst onderzoek jeugdzorg’ geraamd worden: per gemeente naar rato van de € 300 miljoen (in 2021).  
      3. Deze stelpost ‘Uitkomst onderzoek jeugdzorg’ kan als structureel opgenomen worden. 
      4. Voorwaarde is dat daarnaast gemeente tevens zelf maatregelen neemt in het kader van de transformatie rondom jeugdzorg en ggz mede gericht op beheersing van de kosten. Gemeenten spelen immers zelf ook een actieve rol in de transformatie en daarmee ook in het kunnen beperken van de uitgaven.  

Toelichting richtlijn door de Provincie 
De overige tekst uit de bijgevoegde richtlijn dient ter toelichting van deze richtlijn. Naar de mening van de toezichthouders blijft op onderdelen de gewenste duidelijkheid achterwege. Met het toesturen van deze richtlijn geven wij daarom een aanvullende toelichting. 

2022 en 2023:Onze behoefte voor een nadere toelichting zit (alleen) in de jaren 2022 en 2023. De richtlijn geeft aan, dat voor de jaren 2022 en 2023 een stelpost geraamd kan worden. Het is primair aan de gemeente om de keuze te maken om wel of geen stelpost te ramen. Wanneer ervoor gekozen wordt om een stelpost op te nemen dan accepteren wij maximaal een stelpost die gebaseerd is (naar rato) op het macro-budget van de € 300 miljoen van 2021. Het staat de gemeente vrij om een lagere stelpost te ramen dan op basis van het macro-budget van de € 300 miljoen van 2021.  

Risico’s: Het is volgens het Rijk op dit moment onzeker dat de € 300 miljoen vanaf 2022 structureel toegevoegd wordt aan het gemeentefonds. Het vanaf 2022 structureel ramen van een stelpost aan de batenkant, die gebaseerd is op de € 300 miljoen van 2021, is dus een risico. Het is primair aan de gemeenten om, op basis van de eigen situatie, een inschatting te maken wat een reële stelpost is. Wanneer een gemeente kiest voor een stelpost die gebaseerd is op de volledige € 300 miljoen van 2021, geven wij ter overweging om een inschatting te maken van het risico dat daarbij gelopen wordt en dit te benoemen in de paragraaf ‘Weerstandsvermogen en risicobeheersing’. 

Voor Laarbeek betekent bovenstaande dat er de mogelijkheid bestaat om met ingang van 2022 aanvullend extra inkomsten te ramen van maximaal € 315.000 per jaar, die zoals hierboven geschetst afgezet moeten worden tegen bestaande risico’s (zoals bijvoorbeeld opgenomen stelposten, taakstellingen of inverdieneffecten). De verwachting was dat in de septembercirculaire meer duiding vanuit het Rijk zou komen, gegeven het feit dat in de Miljoenennota 2020 extra geld beschikbaar komt voor jeugdzorg. Dit is niet het geval. Het komend jaar zal een onderzoek worden uitgevoerd door het Rijk in hoeverre er noodzaak is om aan gemeenten ook na 2021 extra middelen voor jeugdzorg te verstrekken. Daar wordt duidelijkheid over gegeven in de septembercirculaire 2020, zo is de verwachting. Gegeven het feit dat er geen taakstellingen of inverdieneffecten in onze ramingen van het sociaal domein meer zijn opgenomen, volgt het college de aangenomen motie om de rijksontvangsten vanaf 2022 volledig structureel te ramen. Wij beseffen ons dat we daarmee, net zoals de overgrote meerderheid van alle gemeenten in Nederland die op één of andere wijze deze stelpost ramen, een risico nemen. Wij denken echter dat dit een verantwoord risico is én tevens een signaal naar de politiek in Den Haag om gemeenten te compenseren voor de decentralisatie van de zorg, die een onevenredige last legt op de lokale overheden. Dat neemt niet weg dat wij in ons meerjarenperspectief en onze reservepositie ook rekening houden met risico’s in deze en ruimte willen houden om te kunnen anticiperen. Evenwicht brengen en houden blijft een belangrijk uitgangspunt voor onze financiële positie.

In onderstaande tabel zijn resumerend alle ontwikkelingen op het gebied van de ramingen sociaal domein opgenomen, hetgeen een specificatie en toelichting betreft van de cijfers uit de eerder gepresenteerde tabel om te komen tot de primitieve begroting.

2020

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

2028

Effect Q2-rapportage Peelgemeenten

-186

-186

-186

-186

-186

-186

-186

-186

-186

Meerjarig reëel ramen sociaal domein

130

302

265

265

265

265

265

265

265

Raming volumegroei 2020, overige jaren pm

-79

-79

-79

-79

-79

-79

-79

-79

-79

Raming rijksontvangsten Jeugdzorg

0

0

315

315

315

315

315

315

315

Effect sociaal domein primitieve begroting

-135

37

315

315

315

315

315

315

315

Bedragen x €

1000

+=voordelig effect / -=nadelig effect

Bijstelling I&A investeringen, jaarschijf 2020 en overige bijstellingen

In de eerder gepresenteerde tabel is aangegeven dat in de vertaling van de uitgangspunten van de kadernota naar de primitieve begroting er sprake is van een positieve bijstelling als gevolg van de jaarschijf 2020 voor I&A voor € 127.000 en voor overige bijstellingen voordelig effecten van € 90.000 in 2020, € 16.000 in 2021, € 70.000 in 2022 en vanaf 2023 € 221.000 structureel.
Ten aanzien van I&A kan het volgende worden toegelicht: Het projectenplan bij het informatiebeleidsplan, waarvoor in de begroting 2019 structureel middelen beschikbaar zijn gesteld,  is voor het jaar 2020 geactualiseerd. Dit betekent dat de benodigde investeringen maar ook de verwachte exploitatielasten bekend zijn. Naar aanleiding daarvan wordt geconstateerd dat incidenteel in 2020 volstaan kan worden met een verlaging van de jaarlast met € 127.000, die in de primitieve begroting voor de jaarschijf 2020 hier zijn beslag krijgt. Ten tijde van de begroting 2019 en daarmee het nieuwe informatiebeleidsplan is bepaald dat het beschikbare ICT-budget op basis van de actuele behoefte bepaald wordt. Nu kan geconcludeerd worden dat de destijds verwachte ophoging van het budget naar € 275.000 voor 2020 te ruim was. De geplande kredieten voor hardware (€110.000) en software (€188.000) zijn conform de jaarschijf 2020 en zullen pas in de jaren daarna tot kapitaalslasten leiden. Deze bedragen zijn ongewijzigd in de primitieve begroting opgenomen.
Ten aanzien van de overige bijstellingen kan het volgende worden toegelicht: Deze voordelen zijn ontstaan door diverse kleinere mutaties als vertaling van de financiële uitgangspunten, waarbij als belangrijkste onderdelen genoemd kunnen worden vermindering van de wethoudersformatie tot 3,05 fte en hogere toerekeningen van overheadkosten aan de kostendekkende tarieven (afval, riool en grondexploitatie). Deze hogere toerekeningen zijn het gevolg van hogere loonkosten als gevolg van cao-stijgingen, bij een gelijkblijvende aantal toegerekende uren.

Effecten Septembercirculaire 2019 gemeentefonds

De meicirculaire 2019 bevatte voor onze gemeente fors nadelige effecten, waarvoor ons college aanvullende maatregelen heeft genomen ten opzichte van de al gepresenteerde Kadernota 2020, middels een addendum (namelijk 15% extra stijging onroerende zaakbelastingen ten opzichte van de al gepresenteerde 20% stijging). De septembercirculaire 2019 laat een ander (positiever) beeld zien.
Na de nadelige effecten van de meicirculaire volgen nu uit de septembercirculaire 2019 voor Laarbeek positieve bijstellingen, namelijk € 257.000 in 2020, € 584.000 in 2021, € 654.000 in 2022 en vanaf 2022 € 564.000 structureel extra vanuit het gemeentefonds.
De huidige gekozen verdeling van rijksmiddelen via het gemeentefonds (algemene uitkering), via de zogenaamde ‘samen-trap-op-samen- trap-af’- systematiek leidt landelijk tot meer en meer kritiek, omdat de fluctuaties in de rijksontvangsten voor gemeenten dusdanig groot zijn dat de betrouwbaarheid (van begrotingen en keuzen) van de lokale overheden onder druk komen te staan. Gegeven het feit dat de algemene uitkering voor gemeenten veruit de grootste en belangrijkste inkomstenbron is, zijn grote (negatieve of positieve) schommelingen zeer onwenselijk voor financiële consistentie en evenwichtig, gedegen begrotingsbeleid.
Dit maakt dat in het licht van risicoafweging de keuzen voor het meerjarenperspectief ook met de nodige voorzichtigheid afgewogen moeten worden en buffers in ons meerjarenperspectief noodzakelijk zijn om nieuwe fluctuaties op te vangen (bijvoorbeeld uit de meicirculaire 2020). De bijstellingen vanuit de septembercirculaire zijn namelijk vooral gebaseerd op geplande uitgaven van het Rijk, terwijl de nadelige bijstellingen in de meicirculaire vaak de resultante zijn van het feit dat voorgenomen uitgaven vertragingen op hebben gelopen of niet zijn gedaan, waardoor werkelijke uitgaven achterblijven en kortingen op het gemeentefonds volgen (gegeven de trap-op-trap-af-systematiek). Daarnaast is er sprake van een drietal onzekerheden c.q. financiële risico’s, die de hoogte van de algemene uitkering en de bijbehorende verdeling in grote mate gaan beïnvloeden. Dit betreft de resterende rijkskortingen op de apparaatskosten in 2024 en 2025, de herijking van de verdeling van het gemeentefonds met ingang vanaf 2021 (en de bijbehorende herverdeeleffecten tussen gemeenten onderling) en het nieuwe verdeelmodel en decentralisatie van Beschermd Wonen met ingang van 2021.
Voor een nadere gedetailleerde toelichting op de achtergronden van de voordelige bijstellingen en de bijbehorende risico’s naar de toekomst toe wordt verwezen naar de paragraaf ‘Uitkering uit het Gemeentefonds’ in deze begroting.

Samenvattend: alle ontwikkelingen om te komen van Kadernota 2020 tot primitieve begroting 2020

Genoemde ontwikkelingen, te weten de effecten van de aangenomen amendementen, de financiële vertaling van de Kadernota naar de Primitieve begroting en de effecten van de septembercirculaire 2019 hebben ertoe geleid dat het vertrekpunt voor de integrale afweging van begrotingsvoorstellen een positief meerjarenbeeld geeft van € 215.000 in 2020, € 1.016.000 in 2021, € 1.290.000 in 2022 en € 1.358.000 in 2023. Een en ander is in onderstaande resumerend overzicht weergegeven.

2020

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

2028

Meerjarenperspectief uit de Kadernota 2020 (inclusief addendum) = startpunt

-164

392

237

247

7

-162

-186

-208

-226

.

Begrotingseffect amendementen

40

-13

14

11

0

0

0

0

0

Vertaling financiële uitgangspunten

82

53

385

536

536

536

536

536

536

Effecten Septembercirculaire 2019

257

584

654

564

564

564

564

564

564

Primitieve begroting 2020 als vertrekpunt

215

1.016

1.290

1.358

1.107

938

914

892

874

Bedragen x €

1000

+=voordelig effect / -=nadelig effect

Begrotingsvoorstellen voor het meerjarenperspectief 2020 tot 2028

Het meerjarenperspectief uit de primitieve begroting 2020, na vertaling van alle uitgangspunten en voorstellen uit de Kadernota 2020 én de septembercirculaire 2019 is aanmerkelijk minder negatief dan het gepresenteerde beeld bij de Kadernota 2020 na de meicirculaire 2019. Het onvoorspelbare verloop van de algemene uitkering en de onverwachte meevallers maken gedegen begroten en risico’s afwegen lastig, maar biedt bovenal kansen.

Het college kiest ervoor om de koers van de Kadernota voort te zetten om deze kansen in te vullen. Bij de Kadernota werden toen aan de uitgavenkant via bezuinigingen en aan de inkomstenkant via verhoging van de onroerende zaakbelastingen onvermijdelijke keuzen gemaakt. Nu in deze begroting ruimte ontstaat, onder meer als gevolg van de septembercirculaire, kiest het college ook voor een tweeledige aanpak richting uitgaven én inkomsten. Dit met als doel om een evenwichtig en toekomstig financieel meerjarenperspectief te presenteren.
In de begrotingsvoorstellen wordt qua uitgaven onder meer voorgesteld om de meest ingrijpende bezuinigingsmaatregelen voor de gemeenschap en het voorzieningenniveau te laten vervallen en qua inkomsten om de voorgenomen stijging van de onroerende zaakbelastingen te matigen. De overige voorstellen en consequenties zijn in de volgende tabel weergegeven en vervolgens afzonderlijk toegelicht.

Al deze voorstellen resulteren erin dat wij begrotingsvoorstellen voor de begroting 2020 en bijbehorend meerjarenperspectief 2021-2028 presenteren, waarin voor 2020 nog een eenmalig nadelig saldo van € 126.000 en daarna positieve resultaten van € 268.000 in 2021, € 459.000 in 2022 en € 615.000 in 2023 worden voorzien met de jaren erna ook zwarte cijfers voor het eerst sinds jaren. Wij vinden vooral in de jaren na 2023 de positieve saldi erg belangrijk, aangezien de risico’s voor lokale gemeenten de komende jaren toenemen en in het licht van toekomstbestendig en evenwichtig begroten enige buffers noodzakelijk zijn.

2020

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

2028

Primitieve begroting 2020 als vertrekpunt

215

1016

1290

1358

1107

938

914

892

874

.

Begrotingsvoorstellen als beslispunt

Tijdelijk aanvullen negatieve stand 2019 en 2020 voorziening onderhoud gebouwen

-260

100

100

60

0

0

0

0

0

Onttrekking en stortingen algemene reserve

260

-100

-100

-60

0

0

0

0

0

.

Bijstelling ramingen Senzer uit Kadernota 2020 agv begroting 2020 Senzer

18

-26

-98

223

223

223

223

223

223

Reservering vrijvallende middelen ten gunste van algemene reserve ivm toename risico’s

0

0

0

-223

-223

-223

-223

-223

-223

.

Schrappen bezuinigingen met grote impact op de samenleving c.q. voorzieningenniveau:

Subsidieprogramma

0

-306

-306

-306

-306

-306

-306

-306

-306

Bibliotheek

0

-50

-50

-50

-50

-50

-50

-50

-50

VVV

0

-20

-20

-20

-20

-20

-20

-20

-20

.

Verlagen voorgenomen stijging onroerende zaakbelastingen tot 25% + inflatie = 28%

-329

-338

-349

-359

-359

-359

-359

-359

-359

.

Voorstellen voor beschikbaar stellen nieuwe middelen voor:

Aireas

-8

-8

-8

-8

-8

-8

-8

-8

-8

Integratie jeugdgezondheidszorg

-22

pm

pm

pm

pm

pm

pm

pm

pm

.

Voorstellen voor beschikbaar stellen nieuwe kredieten (in lijn met nieuw financieel beleid)

0

0

0

0

0

0

0

0

0

Subtotaal begrotingsvoorstellen

-341

-748

-831

-743

-743

-743

-743

-743

-743

.

Meerjarenperspectief begroting 2020

-126

268

459

615

364

195

171

149

131

Bedragen x €

1000

+=voordelig effect / -=nadelig effect

Negatieve stand voorziening onderhoud gebouwen (tijdelijk) aanvullen vanuit de algemene reserve

In de Kadernota 2020 is in programma 6 opgenomen dat het meerjarenonderhoudsplan gemeentelijke gebouwen (MJOP) wordt geactualiseerd. Op basis van een inschatting van de kosten voor de komende 10 jaar is een verhoging van de dotatie aan de voorziening opgenomen van € 100.000, vooruitlopend op de daadwerkelijke vaststelling van het MJOP. De stand van de bijbehorende voorziening bedraagt per 31 december 2018 € 29.000. Uit de doorrekening op basis van dit plan blijkt dat de voorgenomen uitgaven tot en met 2021 leiden tot een negatieve stand van de voorziening. Over de gehele periode van 10 jaar is de voorziening wel toereikend maar doordat in 2020 en 2021 de geplande uitgaven hoger zijn dan de dotatie aan de voorziening is er sprake van een tijdelijke ontoereikendheid. Volgens het Besluit Begroting en Verantwoording (BBV) mag een voorziening niet negatief staan.
De lage stand van de voorziening van € 29.000 ultimo 2018 is vooral ontstaan, doordat er in het verleden ook nieuwe investeringen ten laste van het onderhoud zijn gebracht. In dit licht stelt het college voor om eenmalig in 2020 de voorziening aan te vullen met een bedrag van € 260.000 (voor de jaren 2019 en 2020) vanuit de algemene reserve. Daarna wordt in drie jaren in totaal eenzelfde bedrag weer teruggestort naar de algemene reserve vanuit de voorziening als de geplande onttrekkingen in relatie tot de dotaties daar ruimte voor bieden.

Begroting 2020 Senzer en bijstelling ramingen bedragen voor Senzer uit de Kadernota 2020

In de Kadernota 2020 zijn de -op dat moment bekende- nadelige effecten bij Senzer, onder andere als gevolg van een forse terugloop van de Buig-middelen, doorvertaald in ons meerjarenperspectief. Sindsdien heeft Senzer samen met de betrokken gemeenten gewerkt aan een vertaling van de terugloop van de rijksmiddelen in een nieuwe reële en sluitende begroting voor 2020-2023 met een pakket aan maatregelen, waaronder een bezuiniging op personeel en inzet van het eigen vermogen. In onze Kadernota 2020 was al rekening gehouden met een verhoging van de bijdrage aan Senzer. Doordat Senzer nu het volledige eigen vermogen gaat aanwenden voor het sluitend maken van de eigen begroting, hoeft de bijdrage vanuit Laarbeek vanaf 2023 minder verhoogd te worden dan was ingeschat bij de Kadernota 2020. Voorgesteld wordt om de nieuwe ramingen in onze begroting 2020 op te nemen voor Senzer in lijn met de nieuwe begroting van Senzer, waardoor er na incidentele mutaties in 2020, 2021 en 2022 vanaf 2023 een structureel voordeel ontstaat van € 223.000. Voorgesteld wordt om dit bedrag volledig te storten in de algemene reserve, aangezien door het volledig inzetten van het eigen vermogen van Senzer gemeenten nu direct één-op-één verantwoordelijk worden voor alle risico’s. Onze eigen reservepositie moet versterkt worden om voldoende weerstandscapaciteit te hebben voor het eventueel opvangen van risico’s van Senzer. Wanneer Senzer op een gedegen wijze de eigen risico’s weer kan dragen en hiervoor middelen heeft gereserveerd, kan hierin een andere afweging worden gemaakt. Gegeven de omvang van de risico’s waarvoor de gemeenten direct verantwoordelijkheid dragen als gevolg van de vaststelling van deze begroting 2020 van Senzer, lijken voorzichtigheid en risicobewustzijn noodzakelijk.
Een van de risico’s in de begroting van Senzer is bijvoorbeeld het anticiperen op een aanpassing van het BUIG-verdeelsystematiek vanwege de LKS (loonkostensubsidies) plaatsingen in 2022 en 2023. Er is een risico dat de provincie niet akkoord gaat met deze aanpassing, waardoor de bijdrage van de gemeenten voor deze jaren zal stijgen. Voor een nadere, meer gedetailleerdere toelichting wordt verwezen naar de raadsstukken inzake de begroting 2020 van Senzer.

Schrappen bezuinigingen met grote impact op de samenleving

Nu er financiële ruimte is in het meerjarenperspectief door autonome ontwikkelingen stelt het college voor van het voorgestelde pakket aan bezuinigingsmaatregelen de meest ingrijpende voor de gemeenschap te schrappen. De bezuinigingsopdrachten op het subsidieprogramma van € 306.000 structureel, op de subsidie van de bibliotheek van € 50.000 en op de subsidie van de VVV van € 20.000 komen in dit voorstel te vervallen, zodat we het voorzieningenniveau en de ondersteuning van het verenigingsleven en vrijwilligers op het huidige hoge niveau kunnen handhaven.

Verlagen voorgenomen stijging van de onroerende zaakbelastingen tot 25% + inflatie

Ons college kiest ervoor de financiële ruimte in te zetten om bezuinigingen, die ingrijpend zijn voor de gemeenschap, te schrappen, maar wil zeker ook de voorgenomen stijging van de onroerende zaakbelastingen van 35% + inflatie uit de Kadernota 2020 matigen als tegemoetkoming aan alle inwoners van Laarbeek. Voorgesteld wordt om de onroerende zaakbelastingen met 25% + inflatie (dus in totaal 28%) te laten stijgen en de beschikbare financiële ruimte ook deels hiervoor in te zetten. Wij beseffen dat de verhoging van de onroerende zaakbelasting nog steeds een ingrijpende maatregel is, maar dit is, zoals bij de Kadernota 2020 is aangegeven, nodig om onze hoge voorzieningenniveau nu en in de toekomst te kunnen handhaven en betaalbaar te houden.
Voor inzicht in de consequenties van dit begrotingsvoorstel voor de lastendruk van een gemiddeld huishouden wordt verwezen naar de paragraaf lokale heffingen in hoofdstuk 3.2.1, waarin de ontwikkeling van de lokale lastendruk inzichtelijk is gemaakt.

Twee voorstellen voor beschikbaar stellen van nieuwe middelen

Tot slot doen wij twee voorstellen voor het beschikbaar stellen van nieuwe middelen voor twee onderwerpen. In programma 3, onder het kopje 3.11.1 van ‘Wat gaan we er voor doen?’ is het voorstel voor invoering van Aireas nader toegelicht en het voorstel voor Integrale Jeugdgezondheidszorg in programma 5 onder het kopje 5.8.4 van ‘Wat gaan we er voor doen in 2020?’.

Voorstel voor beschikbaar stellen van nieuwe kredieten

Conform het nieuwe financieel beleid en de bijbehorende financiële verordening worden kredieten direct door de raad bij de begroting beschikbaar gesteld. De ‘oude’ methode vervalt daarmee, waar voorstellen eerst in de begroting werden benoemd en vastgesteld en vervolgens met een afzonderlijk voorstel gedurende het jaar nogmaals in de raad ter nadere concretisering en definitieve besluitvorming werden voorgelegd. In het licht van de nieuwe werkwijze wordt voorgesteld om deze kredieten beschikbaar te stellen, zoals opgenomen in de Kadernota 2020 danwel als zijnde vervangingsinvestering van bestaande activa. Er waren uit de begroting 2019 nog enkele voorstellen, waarvan nog niet via een afzonderlijk raadsvoorstel de budgetten of de kredieten voorgelegd waren om beschikbaar te stellen. Voorgesteld wordt om ook die onderwerpen nu direct middels de begroting door de raad beschikbaar te laten stellen, in lijn met het nieuwe financieel beleid.

De financiële ruimte voor de kapitaallasten was c.q. is in de Kadernota danwel in de primitieve begroting 2020 (of bij de oudere voorstellen in de primitieve begroting 2019) opgenomen, zodat het financieel effect van al deze voorstellen op het meerjarenperspectief in deze begroting nihil is. In de twee tussenrapportages zal de raad geïnformeerd worden over de financiële en inhoudelijke voortgang van de beschikbaar gestelde middelen. In het overzicht in deze begroting zijn alle voorstellen tot beschikbaar stellen van middelen schematisch weergegeven, die ter besluitvorming aan de raad worden voorgelegd.

Voor de kredieten voor de jaarschijf 2020, behorend bij rioleringsplan en wegenbeheersplan wordt voor de kredietvotering een afzonderlijk voorstel per plan aan de raad aangeboden.

Voorstel voor direct beschikbaar stellen van middelen in lijn met nieuwe financiële verordening:

Met betrekking tot kredieten voor nieuwe investeringen uit de Kadernota 2020 (voorgestelde (nieuwe) budgetten uit de Kadernota 2020 zijn verwerkt in primitieve begroting 2020)

Onderwerp

Bedrag

Onderlegger

Voorstel

Woonwagencentrum Aarle-Rixtel

Krediet € 200.000

Dekking opgenomen in primitieve begroting 2020

Nu krediet voteren

Aanpassing kleedkamers en douches Mariahout/Flamingo’s

Krediet € 90.000

Dekking opgenomen in primitieve begroting 2020

Nu krediet voteren *

Werkbudget bereikbaarheidsagenda 2020 t.l.v. reserve bereikbaarheid

Krediet € 70.000

Dekking opgenomen in primitieve begroting 2020

Nu krediet voteren

Voorstel voor direct beschikbaar stellen van middelen in lijn met nieuwe financiële verordening:

Met betrekking tot kredieten voor vervangingsinvesteringen 2020 c.q. jaarschijf 2020 meerjarige beleids-/ beheerplannen, onder meer uit de Kadernota 2020

Onderwerp

Bedrag

Onderlegger

Voorstel

Vervanging drie zoutstrooiers

Krediet € 86.000

Dekking kapitaallasten in primitieve begroting 2020

Nu krediet voteren

Vervanging tractor buitendienst

Krediet € 90.000

Dekking kapitaallasten in primitieve begroting 2020

Nu krediet voteren

Vervanging buitendienst bestelbus

Krediet € 40.000

Dekking kapitaallasten in primitieve begroting 2020

Nu krediet voteren

Vervanging loopwerk dak zoutloods gemeentewerf

Krediet € 7.000

Dekking kapitaallasten in primitieve begroting 2020

Nu krediet voteren

Gefaseerde vervangingen technische installaties gemeentehuis, waaronder koelleidingen

Krediet € 80.000

Dekking kapitaallasten in primitieve begroting 2020

Nu krediet voteren

Gefaseerde vervanging kantoormeubilair

Krediet € 40.000

Dekking kapitaallasten in primitieve begroting 2020

Nu krediet voteren

Jaarschijf 2020 ICT-investeringen o.b.v. Informatiebeleidsplan

Krediet hardware € 110.000 en software € 188,000

Dekking kapitaallasten in primitieve begroting 2020

Nu krediet voteren

Gefaseerde vervanging evenementenkasten

Krediet € 50.000

Dekking kapitaallasten in primitieve begroting 2020

Nu krediet voteren

Vervanging Openbare verlichting jaarschijf 2020 o.b.v. beleidsplan
‘Licht in de openbare ruimte’

Krediet € 280.000

Dekking kapitaallasten in primitieve begroting 2020

Nu krediet voteren

Voorstel voor direct beschikbaar stellen van middelen in lijn met nieuwe financiële verordening:

Met betrekking tot nog niet ‘aangevraagde’ budgetten en kredieten via afzonderlijk raadsvoorstel uit de begroting 2019 (conform werkwijze 'oude' financiële verordening)

Onderwerp

Bedrag

Onderlegger

Voorstel

Audiovisuele middelen raadszaal

Krediet € 126.500

Voorstel en dekking opgenomen in begroting 2019

Nu krediet voteren *

Baggeren en uitdiepen sloten

Krediet € 175.000

Voorstel en dekking opgenomen in begroting 2019

Nu krediet voteren

Nieuw gebiedscontract Stika

Structureel budget € 25.000

Voorstel en dekking opgenomen in begroting 2019

Nu budget beschikbaarstellen

Onderhoudsplan brede scholen

Structureel budget € 25.000

Voorstel en dekking opgenomen in begroting 2019

Nu budget beschikbaarstellen

Pilot duurzaam onderhoud sportparken t.l.v. algemene reserve en jaarlijkse onderhoudskosten

€ 50.000 in 2019 en € 80.000 in 2020 t.l.v. algemene reserve Structureel budget € 78.000

Voorstel en dekking opgenomen in begroting 2019

Nu budgetten beschikbaarstellen *

*

In de besluitvorming van donderdag 7 november 2019 is bepaald dat, op grond van artikel 5, lid 4

van de Financiële verordening gemeente Laarbeek 2019, de volgende kredieten met de vaststelling

van de begroting 2020 nog niet worden geautoriseerd:

1.    Aanpassing kleedkamers en douches Mariahout/Flamingo’s;

2.    Audiovisuele middelen raadszaal;

3.    Pilot duurzaam onderhoud sportparken t.l.v. algemene reserve en jaarlijkse onderhoudskosten

Deze zullen met een afzonderlijk raadsvoorstel terugkomen ter autorisatie door de raad.

In de digitale versie is een sterretje bij deze kredieten geplaatst met deze opmerking qua besluitvorming.

Planning en controlcyclus

Het college van B&W stelt voor de uitvoering van de programma’s een begroting vast, rapporteert in de loop van het jaar over de voortgang door middel van tussenrapportages en legt uiteindelijk verantwoording af over het gevoerde beleid en beheer door middel van de programmarekening (jaarverslag/jaarrekening).

Onderstaand is de planning- en controlcyclus van de gemeente Laarbeek schematisch weergegeven.

P&C-cyclus gemeente Laarbeek

(t = begrotingsjaar)

ga terug