Begroting 2020

B1. Financiële beleidsuitgangspunten begroting 2020 en Meerjarenramingen 2021-2023

BEGROTING 2020

1

Verwerkt zijn de door de raad genomen besluiten tot en met 27 juni 2019

Daarbij is verwerkt de 1e financiële bijstelling 2019, de 1e tussenrapportage 2019 en de Kadernota 2020.

2

Ontwikkelingen in bestaand beleid

Blijkende uit de werkelijke cijfers over de voorafgaande jaren en ontwikkelingen in het lopende begrotingsjaar 2019, welke tot structurele bijstelling van ramingen aanleiding hebben gegeven.

3

Aantal inwoners per 1 januari 2020:

22.354

4

Aantal woonruimten per 1 januari 2020:

  9.592

Als gevolg van de BAG (=Basisregistratie Adressen en Gebouwen) miv 2013 géén splitsing meer naar aantal woningen, capaciteit bijzondere woongebouwen en recreatiewoningen.

5

Personeelskosten

a

De personeelskosten zijn geraamd op het peiljaar 2020

Per 1 januari 2020 treedt de Wet normalisering rechtspositie ambtenaren (Wnra) in werking. Daarbij blijven de arbeidsvoorwaarden vanuit de cao gemeenteambtenaren gelijk. De nieuwe cao heeft een looptijd van 2 jaar: 1 januari 2019 tot 1 januari 2021. De structurele gevolgen die hieruit voortvloeien, zijn verwerkt in de geraamde salarissen voor de begroting 2020-2023.
Daarbij is rekening gehouden met een volgende gefaseerde overeengekomen loonindexering:

01-10-2019
01-01-2020
01-07-2020
01-10-2020

+ 3,25%
+ 1%
+ 1%
+ 1%

De nominale loonstijgingen worden niet afzonderlijk gecompenseerd via de Algemene Uitkering. Het Gemeentefonds kent één procentueel accres/decres (groei/krimp) dat gelijk is aan het percentage accres/decres van de gecorrigeerde netto-rijksuitgaven. De gemeente moet dus zelf de feitelijke mutatie in de nominale ontwikkelingen (lonen en prijzen) dekken uit het toegekende accres/decres.

b

De personeelskosten zijn op basis van de geraamde bezetting per 1 januari 2020

De geraamde personeelslasten zijn inclusief de lasten van voormalig personeel.

c

Opgenomen lasten in verband met eventuele extra periodieke verhogingen, mogelijke
bevorderingen, FUWA etc.

Voor flexibele beloningen is een bedrag ingeraamd van € 45.000 (= ±1% van de loonsom, € 70.000, verminderd met € 25.000 ter dekking WGA-premie werknemers).

6

Kapitaallasten

a

Het afgeronde rente-omslagpercentage bedraagt in de ontwerp-begroting 2020 1,0%. Het saldo van de doorverdeling van de kapitaallasten wordt als saldo verwerkt in de exploitatie van de begroting 2020.

b

Het aan de grondexploitatie toegestane toe te rekenen rentepercentage 2020 bedraagt 0,73%.

c

De investeringen zijn conform financiële verordening 2019 onderdeel van de
begroting.

De afschrijvingen zijn overeenkomstig de tot nu toe gehanteerde afschrijvingstermijnen;
Conform de financiële verordening 2019 zijn alle investeringen op lineaire basis.

d

Voor nieuwe investeringen wordt rekening gehouden met een geraamd rentepercentage ter grootte van 2%.

e

Voor de jaren 2021 t/m 2023 zijn de vrijvallende kapitaallasten (excl. riolering en automatisering) in de meerjarenbegroting opgenomen.

7

Huren

De te ontvangen huren van woningen en gebouwen in 2020 zijn ten opzichte van 2019 met het, voor zover van toepassing, overeengekomen percentage verhoogd.

8

Overige kosten

De prijsindexering vindt plaats op basis van de ramingen uit de laatst bekende Macro Economische Verkenningen (MEV) van het Centraal Planbureau (CPB), tw september 2018. Hierbij wordt voor de begroting 2020 de MEV gehanteerd die betrekking heeft op het voorafgaand begrotingsjaar (2018); indicator 'prijs netto materiële overheidsconsumptie (Imoc)', tw 1,6%. Per saldo worden voor de begroting 2020 de budgetten van 2019 in de basis verhoogd met 1,6%.

De nominale prijsstijgingen worden niet afzonderlijk gecompenseerd via de Algemene uitkering. Het Gemeentefonds kent één procentueel accres/decres (groei/krimp) dat gelijk is aan het percentage accres/decres van de gecorrigeerde netto-rijksuitgaven. De gemeente moet dus zelf de feitelijke mutatie in de nominale ontwikkelingen (lonen en prijzen) dekken uit het toegekende accres/decres.

Voorts zijn de navolgende uitgangspunten verwerkt:

-

Toename van kwantiteiten en stijging van kosten, welke kunnen worden doorberekend aan derden, danwel kunnen worden doorberekend in tarieven (bijv. rioolheffing en afvalstoffenheffing/Diftar) zijn onverkort geraamd.

-

Stijging van het budget door autonome ontwikkelingen (o.a. door toename woningen, oppervlakte plantsoenen, m1 wegen etc.) is in de ramingen van de begroting 2020 opgenomen.

9

Tarieven binnen- en buitensportaccommodaties

a

Gebruik door particulieren, verenigingen etc.

De ramingen zijn gebaseerd op de notitie 'sportbeleid Laarbeek’

b

Gebruik onderwijs

Voor wat betreft de van het voortgezet, basis en speciaal onderwijs te ontvangen vergoedingen, gelden voor het gebruik van gemeentelijke sportaccommodaties de vergoedingen eveneens volgens de notitie 'sportbeleid Laarbeek'.

10

Subsidies

Overeenkomstig het bepaalde in artikel 4 van de 'Algemene subsidieverordening Gemeente Laarbeek' (raadsbesluit: 24 februari 2011) kan de gemeenteraad jaarlijks als bijlage bij de begroting besluiten tot het instellen van (een) subsidieplafond(s). Bij de vaststelling van een subsidieplafond wordt weergegeven op welke wijze het beschikbare bedrag wordt verdeeld.

In de raadsvergadering van 20 juni 2019 is het subsidieprogramma, genaamd 'Subsidieprogramma Maatschappelijk Domein 2016-2019' met een periode van één jaar verlengd en vormt daarmee onderdeel van de begroting 2020.

11

Belastingen, leges en heffingen

De belastingen, leges en heffingen zijn in de ontwerpbegroting 2020 gebaseerd op de in de Kadernota vastgestelde uitgangspunten. Met autonome stijgingen is rekening gehouden. Aanpassingen van de tarieven worden middels belastingvoorstellen afzonderlijk aan de raad voorgelegd.

12

Reserves en voorzieningen

0% rentebijschrijving wordt toegepast op de diverse bestemmingsreserves en voorzieningen die hiervoor in aanmerking komen. Dit betekent dat dit niet wordt toegepast op de voorzieningen die gebaseerd zijn op een contante waardeberekening; bij de voorziening 'Pensioen- en wachtgeldverplichtingen voormalige wethouders' wordt hiervoor een rentepercentage van 3% gehanteerd.

13

Algemene uitkering uit het gemeentefonds

In de primitieve ramingen van de begroting 2020 en het meerjarenperspectief 2021 t/m 2023 is rekening gehouden met de cijfers uit de meicirculaire gemeentefonds 2019. De totale Algemene Uitkering 2020 wordt vooralsnog geraamd op € 29.250.000. Dit is inclusief de voormalige 3 decentralisatieuitkeringen sociaal domein, tw: 'Wmo', 'Jeugdzorg' en 'Participatiewet' voor een totaalbedrag van € 11.664.000. Bij de normeringmethodiek is het van belang te onderkennen dat de gemeente de eigen, feitelijke mutatie in de nominale ontwikkeling (stijgingen in de loonkosten en prijzen) moet dekken uit dit bedrag.

14

Financiële ruimte algemeen

Incidentele onvoorziene uitgaven

a

Budget 'incidenteel onvoorzien'

€ 15.000

Budget voor incidenteel onvoorziene uitgaven waarbij de budgetbevoegdheid bij de raad ligt (conform financiële verordening 2019)

b

Budget 'incidentele actualiteiten'

€ 45.000

Budget voor incidentele activiteiten waarbij de budgetbevoegdheid bij het college ligt (conform financiële verordening 2019)

Vervangingsinvesteringen

a

Budget voor kapitaallasten diverse overige vervangingsinvesteringen

€ 95.545

Budget diverse overige vervangingsinvesteringen
.
Restant-budget div. overige vervangingsinvesteringen voorgaande jaren

 € 65.000
.
 € 30.545

15

Rente-omslagpercentage van afgerond 1,0% (begroting 2020)

16

De afschrijvingen zijn tegen dezelfde termijnen en op dezelfde basis doorgerekend als in de begroting 2020

17

De opslag voor de overhead wordt op een consistente wijze toegerekend aan relevante taakvelden, gebaseerd op personeelskosten.

Het opslagpercentage overhead voor de begroting 2020 bedraagt 146,96%

18

Over de definitieve tarieven van belastingen en heffingen vindt afzonderlijke besluitvorming door de raad plaats.

MEERJARENRAMINGEN 2021 T/M 2023

Algemeen
De meerjarenraming is een belangrijk begrotingsdocument als het gaat om de versterking van de keuze- en afwegingsfunctie. Het is voor de gemeenteraad het beleidsinstrument om het beleid te bepalen in een meerjarig kader.
De meerjarenraming vervult thans ook een belangrijke functie bij het toezicht door de provincie. De meerjarenraming zal de basis zijn voor de beoordeling van de financiële positie van de gemeente en of handhaving kan plaatsvinden van het repressief toezicht.

Bij de meerjarenramingen 2021-2023 zijn de navolgende financiële beleidsuitgangspunten gehanteerd:
Financiële beleidsuitgangspunten bij de budgetprognose ongewijzigd beleid

1

Als basis geldt de ontwerp-begroting 2020.

2

Toepassing van het prijspeil van de ontwerpbegroting 2020.

Uitgangspunt is dat loon- en prijsstijgingen in de periode 2021-2023 volledig worden gecompenseerd door de Algemene Uitkering. Er wordt voor deze periode dus uitgegaan van constante lonen en prijzen.

3

Prognose van aantal inwoners en aantal woonruimten.

Geraamd per:
1-1-2020
1-1-2021
1-1-2022
1-1-2023

aantal inwoners
22.354
22.374
22.394
22.414

Ontwikkelingen t.o.v. vorig jaar
+ 20
+ 20
+ 20
+ 20

Aantal woonruimten per 1 januari 2019: 9.318
Rekening houdend met de verwachte realisering van woningbouw wordt de navolgende jaarlijkse ontwikkeling geraamd:

Geraamd per:
1-1-2020
1-1-2021
1-1-2022
1-1-2023

aantal woonruimten
9.592
9.763
9.879
9.950

Ontwikkeling t.o.v. vorig jaar
+ 145
+ 171
+ 116
+ 71

4

Autonome reële toename van de personeelslasten in verband met periodieke verhogingen € 15.000 per jaar.

5

Reële toename onderhoudskosten, materialen etc. van 0% per jaar.

Autonome toename onderhoudskosten o.a. door toename aantal woningen, m2 bestrating en plantsoenen, aantal lichtmasten e.a. € 20.000 (€ 10.000 wegen en € 10.000 bos, natuur en landschapsbeheer per jaar).

6

Voor structurele budgetruimte nader af te wegen bij Kadernota/Begroting 2021 is per jaar een bedrag van € 15.000 beschikbaar.

7

Jaarlijks worden de volgende budgetten voor vervangingsinvesteringen opgenomen:

-
-
-

Wegen
Openbare verlichting
Diverse overige vervangingsinvesteringen

€ 23.000
€ 18.000
€ 15.000

8

Reële toename te betalen verzekeringen en belastingen: 0%

9

Reële toename subsidies 0% per jaar.

10

Reële toename lasten gemeenschappelijke regelingen: 0%

11

Autonome toename van de opbrengst Onroerende-zaakbelastingen in verband met nieuw- en verbouw

€ 18.000 per jaar (woningen: € 11.000 en niet-woningen: € 7.000).

12

Bij de doorrekening van de Algemene uitkering is rekening gehouden met:

-
-
-
-

het meerjarenperspectief genoemd in de meicirculaire 2019 van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties d.d. 31 mei 2019;
berekening tegen constante prijzen;
de ontwikkeling van het aantal inwoners;
de ontwikkeling van het aantal woonruimten.

13

De jaarlijkse vrijkomende kapitaallasten (excl. riolering en automatisering) bedragen als volgt:

2021
2022
2023

€ 63.000
€ 52.000
€ 29.000

ga terug